In het begin verliep alles een beetje chaotisch. Toen we de leerlingen toegewezen kregen begeleidde ik mijn groepje naar mijn schets. Doordat iedereen door elkaar liep, slaagde ik er al snel in om een groot stuk van mijn groepje kwijt te raken. Gelukkig vond ik ze snel terug. Ik zette de leerlingen aan een tafeltje bij de tekening en startte het OLG.
Eerst polste ik naar wat ze verwacht hadden van de voorstelling. Ze waren blijkbaar niet echt voorbereid op de toneelvoorstelling. Ze wisten dat het over pesten ging, maar verder was het een verrassing. Ze waren wel zeer positief over het toneelstuk. Ze vonden dat de acteurs goed hadden geacteerd en ze konden het verhaal wel smaken. Vooral het positieve einde was een moment dat hen het meest zou bijblijven. Daarna stelde ik vragen over mijn schets. Het was voor hen al vrij moeilijk om te zeggen wat de kippen aan het doen waren. Ik zei hen dat ze eens moesten rechtstaan om alles goed te bekijken. In het groepje was amper beweging te krijgen. Ik had ze dus niet meteen mogen laten zitten. Wie verwacht nu dat jonge mensen (met veel energie) het een te grote inspanning vinden om even op te staan? Ik vroeg hen om even achter het hoekje te kijken (waar de haan verscholen zat), daardoor was hun nieuwsgierigheid wel geprikkeld. Één voor één stonden ze langzaam op en bekeken de schets. Toen zagen ze wel dat er een kip kaal geplukt werd. Ik vroeg hun of iemand kippen had. Één jongen bleek kippen te hebben, maar in Turkije. Dus veel ervaring hadden de jongeren niet met pluimvee. Toen ze de gepeste kip zagen, was het hen snel duidelijk wat de link was tussen de schets en de voorstelling. Ze konden de blauwe kip linken aan Mira en de haan aan Cedric De Winne. De haan was voor hen de bron van alle kwaad. Hun mening was dat als de ‘opperpestkop’ uit het kippenhok gezet wordt, het gepest wel zou stoppen. Toen ik vroeg waarom de haan hoger geplaatst was, antwoordden enkele jongens lachend dat mannen hoger geplaatst worden omdat ze sterker zijn dan vrouwen. Waarop de meisjes meteen fel reageerden. Op de vraag waarom iemand gepest wordt, kwam vooral het antwoord dat het uiterlijk een zeer belangrijke reden is om te pesten. Één meisje was ook van mening dat mensen die zich meer teruggetrokken gedragen meer kans maken om gepest te worden.
Ik vond het vooral moeilijk om de leerlingen naar elkaar te laten luisteren. Ik had niet echt het gevoel dat ze behoefte hadden aan een gesprek over de voorstelling en over de schets. Ze zagen er het nut niet van in. Ikzelf had er ook wel mijn bedenkingen bij. Ik vond het voorbereiden van het OLG wel nuttig, omdat je daardoor zelf meer gaat stilstaan bij je eigen creatie. Ik ging verder nadenken over de verschillende rollen in een klas en hoe antropomorfismen werden gebruikt om gevoelige onderwerpen aan te kaarten zonder mensen te kwetsen. Mijn schets leek me zeer bruikbaar voor leerlingen van het secundair onderwijs, maar misschien zouden jongeren uit de eerste graad er meer door aangesproken worden. De jongens en meisjes van mijn groepje zaten in het 4e jaar handel, en het is voor hen blijkbaar moeilijker om zich in te leven in kippen. Ik denk niet dat de antwoorden van de leerlingen uit het OLG bruikbaar zijn voor het project. Ik begrijp wel dat er aan het project een didactisch luik gekoppeld moet worden, we zitten ten slotte in een lerarenopleiding, maar volgens mij was dit OLG een beetje overbodig. Ook in functie van de workshop had dit niet echt een meerwaarde. Tijdens de workshop konden we namelijk ook een OLG doen over de voorstelling. Dan zijn alle gevoelens en gedachten van de leerlingen al wat bezonken en zijn de antwoorden vaak zinniger. Alhoewel het natuurlijk ook kan zijn dat ze tegen dan alles al vergeten zijn.
Mijn conclusie is dus dat het OLG achterwege gelaten kan worden. Zo kan er misschien meer aandacht gaan naar de workshop zelf.